De hand van Toon

Ik was 19 toen ik als caissière bij de Stadsschouwburg Nijmegen werkte. Soms hielp ik ook in de artiestenfoyer, die werd gerund door een ouder echtpaar. Op een avond gaven Mini en Maxi een voorstelling. Voorafgaand dronken ze nog even iets in de foyer. Mini gaf me een flinke fooi, met de woorden: "Alleen voor jou." De vrouw van het echtpaar viel wat pinnig uit: " Zo doen we dat hier niet." Maar Mini stond erop. De fooi was voor mij. Misschien was het allemaal nog goed afgelopen als ik de fooi gewoon in het fooienpotje had gestopt toen Mini weg was. Maar dat begreep ik destijds nog niet. Gekregen was gekregen, toch? Ik hield dus de fooi, waarop ik werd verbannen uit de artiestenfoyer. Een beetje flauw, maar juist daardoor maakte ik een paar weken later een bijzonder moment mee. Toon Hermans kwam optreden. Tien avonden lang stond hij voor een uitverkochte zaal. Toon had de gewoonte om op de laatste avond de caissières in de bloemetjes te zetten en daar de pers bij uit te nodigen. Hij deed dat niet zelf. Dat regelde zijn zoon Maurice, die met ons op de foto ging. Na die eer wilde ik nog even dag zeggen tegen Johnny, Toons onafscheidelijke assistent. Maar die zat in de artiestenfoyer. En daar mocht ik niet naar binnen. Ik drentelde rond op de gang in de hoop hem nog even te treffen, toen Toon aan kwam lopen. Hij vroeg me of ik op iemand wachtte. Ik legde uit wat er aan de hand was. Toon stak zijn hand uit en zei: "Kom maar met mij mee". Ik stribbelde tegen: "Ik mag niet naar binnen." Toon keek me aan, met die blik die hij had net voordat hij ging glimlachen. "Niemand stuurt je weg als je met mij binnenkomt." Zo liep ik aan de hand van Toon de artiestenfoyer in. En inderdaad, de blikken waren dodelijk, maar het echtpaar zweeg. Daar zat ik, aan een tafeltje met Johnny en Toon. Ik vertelde dat ik net was gestopt met de Kleinkunstacedemie, omdat ik me er niet thuisvoelde. Toon antwoordde: "Als je talent hebt, kan het ook zonder toneelschool. Ik ben er nooit geweest." Hij bleef maar heel even bij ons zitten, maar die toevallige ontmoeting is een gouden herinnering. Want diep in mijn hart wist ik dat ik talent had. En dan kon ik dus toch aan het werk in het theater.

Lees meer »

Kleuren

Hoe maak ik een boek van een kort verhaal dat ik, nu 42 jaar geleden, schreef?  Dat was jarenlang mijn vraag. Ik volgde schrijfcursussen, schreef meer korte verhalen, maar dat ene boek schrijven lukte me nooit. Toch bleef het verhaal in mijn hoofd hangen. Ik zag beelden van een groep nomadenkinderen, meestal wel gelukkig. Ik zag het land waar het altijd donker was. Ik zag de poort, waardoor een meisje naar dat rotland reisde, Maar wat was nu het verhaal? Probeersels belandden steevast in de prullenbak. Ik wist al jaren dat ik een beelddenker was. Maar ik had goed leren omgaan met woorden. Waarom kon ik dit dan niet? Mijn vriendin Lonneke die "invoelde" op mijn vraag, kwam uiteindelijk met de oplossing. Ze zei: "Koop het allermooiste notitieboek dat je kunt vinden. En schrijf met kleurenstiften. Niet typen, maar echt schrijven!"Ik kocht een notitieboek met zilveren slotjes en een doos stiften. En ik begon met bedenken welke kleur ik zou gebruiken voor het meisje dat op dat moment het enige kind was waar ik een beeld van had. Ik koos voor bruin. Verschillende schakeringen zaten in mijn hoofd. Donkerbruin voor warmte, voor vriendelijkheid. Een lichtbruine kleur van verdord gras in de warme zon. En als vanzelf schreef ik mijn eerste scène. Het meisje Ogen, de wachter van de Stam. Doezelend en mijmerend op een warme rots boven een meertje, waar alle kinderen vrolijk aan het zwemmen zijn. Zomaar kwam Struikel naar boven klimmen. Haar kleur was zonnig geel, zag ik. Ineens zat ik in de wereld van Grasland. Ik wist wie er woonden. Wie ze waren en waarom. Voor elk kind koos ik een kleur. De kleuren hielpen me om niet van bovenaf op Grasland te kijken, maar om in de kinderen te kruipen.Het verhaal kreeg vorm. De kinderen kregen vorm. Sommige kinderen gaf ik tijdens het schrijven een andere kleur. Ogen is niet alleen warmbruin. Ze kan ook hard zijn. En wijs. Een leidster. Dan dacht ik na over de kleur die daarbij paste. Die kleuren ben ik blijven gebruiken. Rood voor Mes. De jager die zo vaak boos is. Groen voor Rook. Moederlijk zorgend voor alle kinderen van de Stam. Mijn notitieboek gebruik ik niet meer. De kleuren wel. Die horen bij de Graslandkinderen.

Lees meer »

Honden en monsters verslaan

Mijn buurman heeft drie grote honden. Hele wáákse honden. Hij leert ze om aan te vallen. Alles wat ze horen is voor die drie reden om boos te grommen en woest te blaffen. Als ik thuiskom. Als ik de was ophang. Zelfs als ik binnen voor het raam sta. "Kom niet dichterbij", grommen ze, "want we grijpen je." Dan ga ik snel weg, want ik ben bang voor honden. Toen ik 6 jaar was beet Astra, de hond van mijn oom, me in mijn gezicht. Ik zat op mijn hurken om haar te aaien, toen ik mijn evenwicht verloor en omviel. Mijn oom zei dat ze alleen schrok van de onverwachtse beweging. Maar ik moest wel naar de dokter om de wonden in mijn gezicht te laten behandelen. Daarna was ik zo bang voor Astra dat ze in haar kennel moest als we op bezoek kwamen. Die angst is nooit meer overgegaan. Energetisch heb ik een hoog hek gemaakt tussen de tuin van de buurman en die van mij. Want het hekje is veel te laag. Ze kunnen er zo overheen springen. Vorige week wilde ik mijn fiets pakken. Een van de honden stond meteen wild te blaffen en probeerde over het hekje te komen. Ik weet niet goed waarom ik ineens tegen hem begon praten. Met een rustige stem zei ik dat alles goed was. Ik bleef met hem praten totdat hij stil werd. De hond luisterde naar me. Heel even kwispelde hij zelfs met zijn staart. Ik pakte mijn fiets, zei dag tegen hem en ging weg. Nu praat ik elke keer tegen ze, als ze naar me grommen en blaffen. Dan worden ze rustiger. Nog steeds waaks, maar niet meer zo boos. Mijn vriend, die daarna ook een keer meemaakte wat er gebeurde, zei: "Dat komt omdat je niet tegen ze praat, maar mèt ze praat." Toen pas merkte ik dat ik de honden ook echt zie. Vooral die ene waar ik als eerste mee praatte. Ik ben reuze trots op mezelf. Want ik ben nog wel bang, maar ik verstop me niet meer.In Grasland droomt Struikel steeds over een monster.  Dan schrikt ze wakker uit haar nachtmerrie en durft niet meer te gaan slapen. Ze denkt dat ze haar droom ook in het echt heeft meegemaakt. En dat het monster haar vriendje heeft meegenomen. Ze is bang voor dat monster.Samen met andere Graslandkinderen zoekt ze toch het monster om hem te verslaan. Zal ze haar vriend terugvinden?

Lees meer »

Omleidingen en oponthoud

Ik schrijf alweer een tijdje aan "De Torens", het tweede boek.  In dit verhaal reizen de kinderen naar het land waar alleen volwassenen wonen om het gevaar, dat Grasland bedreigd, te verslaan. Er gebeurt iets geks. Het lukt me maar niet om de kinderen De Torens in "te schrijven".  We zijn dus nog steeds in Grasland. Elke keer schrijf ik scènes "die eerst echt nog moeten" voordat het avontuur in De Torens begint.   Graslandkinderen is gebaseerd op een kort verhaal dat ik schreef toen ik 17 was. Ook daar vertelde ik al over een meisje dat van kinderland naar volwassenland moest reizen en op de grens een poortwachter tegenkwam die haar wapens gaf om in volwassenland te kunnen overleven. Vanmorgen herinnerende ik me haarscherp de reden om in die tijd dat verhaal te schrijven: ik wilde niet volwassen worden. Ik wilde niet leven in een beangstigende wereld. Ik zag volwassen mensen als een apart volk dat leugens en angst bracht. Daarom had ik met mezelf afgesproken dat ik altijd 17 zou blijven. Groot genoeg om verder te kunnen in het leven, maar niet volwassen. Nooit volwassen. Nu kan ik zeggen dat ik wel degelijk volwassen ben geworden. Er waren tijden dat ik het kind in mij opsloot. Om haar te beschermen tegen alle ellende. Ik heb geleerd dat het mogelijk is om in volwassenland te leven. Ook al leef ik het liefst aan de rand, waar het rustig is. Toch denk ik dat alle omleidingen en oponthoud in het verhaal te maken hebben met die oude beslissing. Ik wil niet naar volwassenland.   Kiezel en Kring, twee hoofdpersonen in mijn boek, willen niet terug naar De Torens. Waar ze bedreigd en gevangen genomen werden. Ze zijn veel gelukkiger in Grasland. Maar toch gaan ze samen met hun vrienden terug. Juist om van De Torens weer een blij en gelukkig land te maken. Ze gaan de angst bestrijden die De Torens in zijn greep houdt. Dezelfde angst die zoveel mensen op dit moment beheerst nu een onzichtbare vijand ons gevangen heeft genomen. Hoeveel mensen zouden zich nu niet willen verstoppen in Grasland?   Mijn missie is dus om de Graslandkinderen zo snel mogelijk naar De Torens "te schrijven". Geen oponthoud meer. Maar de strijd aangaan om van De Torens weer een fijn land te maken. Net zoals we dat hier in deze wereld moeten doen. Bijzonder hoe deze parallel ineens ontstaat. Het duurt nog tot het voorjaar van 2021 voordat "De Torens" op de markt komt. Zou het de Graslandkinderen en ons in deze wereld tegen die tijd gelukt zijn om die onzichtbare vijand te verslaan?

Lees meer »

Mist

Ik heb er een tijdje over nagedacht. Wil ik wel bloggen voor Graslandkinderen nu Corona door de wereld waart? Ik schreef een maand geleden een tekst over mist. Mist in mijn hoofd en mist in Grasland. Ik twijfelde. Was het niet te zwaar? Moest het niet wat gezelliger? Nu ik al weken thuiszit, alleen naar de winkel ga voor boodschappen, zonder dat ik weet waar en wanneer dit gaat eindigen, zit er mist in mijn hoofd. Ik ben vast niet de enige HSP-er die daar last van heeft. Dus misschien is dit herkenbaar:

Lees meer »

Blij en zenuwachtig, nu ziet iedereen wie ik ben

Vier weken geleden kreeg ik een mail van  Droomvallei Uitgeverij. Daarin stond dat ze Grasland Kinderen graag willen uitgeven. Ik was heel blij en heel zenuwachtig tegelijk. Blij omdat Droomvallei mijn verhaal mooi vindt. Zenuwachtig omdat ik nu aan iedereen ga vertellen dat ik hoogsensitief ben. Daar was ik altijd bang voor. Vertellen hoe het er bij mij van binnen uitziet. Mijn geheime fantasiewereld wordt nu een fantasiewereld waarin iedereen welkom is.

Lees meer »

 

 

De hand van Toon

Ik was 19 toen ik als caissière bij de Stadsschouwburg Nijmegen werkte. Soms hielp ik ook in de artiestenfoyer, die werd gerund door een ouder echtpaar. Op een avond gaven Mini en Maxi een voorstelling. Voorafgaand dronken ze nog even iets in de foyer. Mini gaf me een flinke fooi, met de woorden: "Alleen voor jou." De vrouw van het echtpaar viel wat pinnig uit: " Zo doen we dat hier niet." Maar Mini stond erop. De fooi was voor mij. Misschien was het allemaal nog goed afgelopen als ik de fooi gewoon in het fooienpotje had gestopt toen Mini weg was. Maar dat begreep ik destijds nog niet. Gekregen was gekregen, toch? Ik hield dus de fooi, waarop ik werd verbannen uit de artiestenfoyer. Een beetje flauw, maar juist daardoor maakte ik een paar weken later een bijzonder moment mee. Toon Hermans kwam optreden. Tien avonden lang stond hij voor een uitverkochte zaal. Toon had de gewoonte om op de laatste avond de caissières in de bloemetjes te zetten en daar de pers bij uit te nodigen. Hij deed dat niet zelf. Dat regelde zijn zoon Maurice, die met ons op de foto ging. Na die eer wilde ik nog even dag zeggen tegen Johnny, Toons onafscheidelijke assistent. Maar die zat in de artiestenfoyer. En daar mocht ik niet naar binnen. Ik drentelde rond op de gang in de hoop hem nog even te treffen, toen Toon aan kwam lopen. Hij vroeg me of ik op iemand wachtte. Ik legde uit wat er aan de hand was. Toon stak zijn hand uit en zei: "Kom maar met mij mee". Ik stribbelde tegen: "Ik mag niet naar binnen." Toon keek me aan, met die blik die hij had net voordat hij ging glimlachen. "Niemand stuurt je weg als je met mij binnenkomt." Zo liep ik aan de hand van Toon de artiestenfoyer in. En inderdaad, de blikken waren dodelijk, maar het echtpaar zweeg. Daar zat ik, aan een tafeltje met Johnny en Toon. Ik vertelde dat ik net was gestopt met de Kleinkunstacedemie, omdat ik me er niet thuisvoelde. Toon antwoordde: "Als je talent hebt, kan het ook zonder toneelschool. Ik ben er nooit geweest." Hij bleef maar heel even bij ons zitten, maar die toevallige ontmoeting is een gouden herinnering. Want diep in mijn hart wist ik dat ik talent had. En dan kon ik dus toch aan het werk in het theater.

Lees meer »

Kleuren

Hoe maak ik een boek van een kort verhaal dat ik, nu 42 jaar geleden, schreef?  Dat was jarenlang mijn vraag. Ik volgde schrijfcursussen, schreef meer korte verhalen, maar dat ene boek schrijven lukte me nooit. Toch bleef het verhaal in mijn hoofd hangen. Ik zag beelden van een groep nomadenkinderen, meestal wel gelukkig. Ik zag het land waar het altijd donker was. Ik zag de poort, waardoor een meisje naar dat rotland reisde, Maar wat was nu het verhaal? Probeersels belandden steevast in de prullenbak. Ik wist al jaren dat ik een beelddenker was. Maar ik had goed leren omgaan met woorden. Waarom kon ik dit dan niet? Mijn vriendin Lonneke die "invoelde" op mijn vraag, kwam uiteindelijk met de oplossing. Ze zei: "Koop het allermooiste notitieboek dat je kunt vinden. En schrijf met kleurenstiften. Niet typen, maar echt schrijven!"Ik kocht een notitieboek met zilveren slotjes en een doos stiften. En ik begon met bedenken welke kleur ik zou gebruiken voor het meisje dat op dat moment het enige kind was waar ik een beeld van had. Ik koos voor bruin. Verschillende schakeringen zaten in mijn hoofd. Donkerbruin voor warmte, voor vriendelijkheid. Een lichtbruine kleur van verdord gras in de warme zon. En als vanzelf schreef ik mijn eerste scène. Het meisje Ogen, de wachter van de Stam. Doezelend en mijmerend op een warme rots boven een meertje, waar alle kinderen vrolijk aan het zwemmen zijn. Zomaar kwam Struikel naar boven klimmen. Haar kleur was zonnig geel, zag ik. Ineens zat ik in de wereld van Grasland. Ik wist wie er woonden. Wie ze waren en waarom. Voor elk kind koos ik een kleur. De kleuren hielpen me om niet van bovenaf op Grasland te kijken, maar om in de kinderen te kruipen.Het verhaal kreeg vorm. De kinderen kregen vorm. Sommige kinderen gaf ik tijdens het schrijven een andere kleur. Ogen is niet alleen warmbruin. Ze kan ook hard zijn. En wijs. Een leidster. Dan dacht ik na over de kleur die daarbij paste. Die kleuren ben ik blijven gebruiken. Rood voor Mes. De jager die zo vaak boos is. Groen voor Rook. Moederlijk zorgend voor alle kinderen van de Stam. Mijn notitieboek gebruik ik niet meer. De kleuren wel. Die horen bij de Graslandkinderen.

Lees meer »

Honden en monsters verslaan

Mijn buurman heeft drie grote honden. Hele wáákse honden. Hij leert ze om aan te vallen. Alles wat ze horen is voor die drie reden om boos te grommen en woest te blaffen. Als ik thuiskom. Als ik de was ophang. Zelfs als ik binnen voor het raam sta. "Kom niet dichterbij", grommen ze, "want we grijpen je." Dan ga ik snel weg, want ik ben bang voor honden. Toen ik 6 jaar was beet Astra, de hond van mijn oom, me in mijn gezicht. Ik zat op mijn hurken om haar te aaien, toen ik mijn evenwicht verloor en omviel. Mijn oom zei dat ze alleen schrok van de onverwachtse beweging. Maar ik moest wel naar de dokter om de wonden in mijn gezicht te laten behandelen. Daarna was ik zo bang voor Astra dat ze in haar kennel moest als we op bezoek kwamen. Die angst is nooit meer overgegaan. Energetisch heb ik een hoog hek gemaakt tussen de tuin van de buurman en die van mij. Want het hekje is veel te laag. Ze kunnen er zo overheen springen. Vorige week wilde ik mijn fiets pakken. Een van de honden stond meteen wild te blaffen en probeerde over het hekje te komen. Ik weet niet goed waarom ik ineens tegen hem begon praten. Met een rustige stem zei ik dat alles goed was. Ik bleef met hem praten totdat hij stil werd. De hond luisterde naar me. Heel even kwispelde hij zelfs met zijn staart. Ik pakte mijn fiets, zei dag tegen hem en ging weg. Nu praat ik elke keer tegen ze, als ze naar me grommen en blaffen. Dan worden ze rustiger. Nog steeds waaks, maar niet meer zo boos. Mijn vriend, die daarna ook een keer meemaakte wat er gebeurde, zei: "Dat komt omdat je niet tegen ze praat, maar mèt ze praat." Toen pas merkte ik dat ik de honden ook echt zie. Vooral die ene waar ik als eerste mee praatte. Ik ben reuze trots op mezelf. Want ik ben nog wel bang, maar ik verstop me niet meer.In Grasland droomt Struikel steeds over een monster.  Dan schrikt ze wakker uit haar nachtmerrie en durft niet meer te gaan slapen. Ze denkt dat ze haar droom ook in het echt heeft meegemaakt. En dat het monster haar vriendje heeft meegenomen. Ze is bang voor dat monster.Samen met andere Graslandkinderen zoekt ze toch het monster om hem te verslaan. Zal ze haar vriend terugvinden?

Lees meer »

Omleidingen en oponthoud

Ik schrijf alweer een tijdje aan "De Torens", het tweede boek.  In dit verhaal reizen de kinderen naar het land waar alleen volwassenen wonen om het gevaar, dat Grasland bedreigd, te verslaan. Er gebeurt iets geks. Het lukt me maar niet om de kinderen De Torens in "te schrijven".  We zijn dus nog steeds in Grasland. Elke keer schrijf ik scènes "die eerst echt nog moeten" voordat het avontuur in De Torens begint.   Graslandkinderen is gebaseerd op een kort verhaal dat ik schreef toen ik 17 was. Ook daar vertelde ik al over een meisje dat van kinderland naar volwassenland moest reizen en op de grens een poortwachter tegenkwam die haar wapens gaf om in volwassenland te kunnen overleven. Vanmorgen herinnerende ik me haarscherp de reden om in die tijd dat verhaal te schrijven: ik wilde niet volwassen worden. Ik wilde niet leven in een beangstigende wereld. Ik zag volwassen mensen als een apart volk dat leugens en angst bracht. Daarom had ik met mezelf afgesproken dat ik altijd 17 zou blijven. Groot genoeg om verder te kunnen in het leven, maar niet volwassen. Nooit volwassen. Nu kan ik zeggen dat ik wel degelijk volwassen ben geworden. Er waren tijden dat ik het kind in mij opsloot. Om haar te beschermen tegen alle ellende. Ik heb geleerd dat het mogelijk is om in volwassenland te leven. Ook al leef ik het liefst aan de rand, waar het rustig is. Toch denk ik dat alle omleidingen en oponthoud in het verhaal te maken hebben met die oude beslissing. Ik wil niet naar volwassenland.   Kiezel en Kring, twee hoofdpersonen in mijn boek, willen niet terug naar De Torens. Waar ze bedreigd en gevangen genomen werden. Ze zijn veel gelukkiger in Grasland. Maar toch gaan ze samen met hun vrienden terug. Juist om van De Torens weer een blij en gelukkig land te maken. Ze gaan de angst bestrijden die De Torens in zijn greep houdt. Dezelfde angst die zoveel mensen op dit moment beheerst nu een onzichtbare vijand ons gevangen heeft genomen. Hoeveel mensen zouden zich nu niet willen verstoppen in Grasland?   Mijn missie is dus om de Graslandkinderen zo snel mogelijk naar De Torens "te schrijven". Geen oponthoud meer. Maar de strijd aangaan om van De Torens weer een fijn land te maken. Net zoals we dat hier in deze wereld moeten doen. Bijzonder hoe deze parallel ineens ontstaat. Het duurt nog tot het voorjaar van 2021 voordat "De Torens" op de markt komt. Zou het de Graslandkinderen en ons in deze wereld tegen die tijd gelukt zijn om die onzichtbare vijand te verslaan?

Lees meer »

Mist

Ik heb er een tijdje over nagedacht. Wil ik wel bloggen voor Graslandkinderen nu Corona door de wereld waart? Ik schreef een maand geleden een tekst over mist. Mist in mijn hoofd en mist in Grasland. Ik twijfelde. Was het niet te zwaar? Moest het niet wat gezelliger? Nu ik al weken thuiszit, alleen naar de winkel ga voor boodschappen, zonder dat ik weet waar en wanneer dit gaat eindigen, zit er mist in mijn hoofd. Ik ben vast niet de enige HSP-er die daar last van heeft. Dus misschien is dit herkenbaar:

Lees meer »

Blij en zenuwachtig, nu ziet iedereen wie ik ben

Vier weken geleden kreeg ik een mail van  Droomvallei Uitgeverij. Daarin stond dat ze Grasland Kinderen graag willen uitgeven. Ik was heel blij en heel zenuwachtig tegelijk. Blij omdat Droomvallei mijn verhaal mooi vindt. Zenuwachtig omdat ik nu aan iedereen ga vertellen dat ik hoogsensitief ben. Daar was ik altijd bang voor. Vertellen hoe het er bij mij van binnen uitziet. Mijn geheime fantasiewereld wordt nu een fantasiewereld waarin iedereen welkom is.

Lees meer »

Toon